Kuno Grommers (1946) speelt een spel met het waarnemingsvermogen. Wat 2D is lijkt 3D en vice versa. Maar de term ‘spel’ is eigenlijk een woord dat wezensvreemd is aan zijn werk. De foto’s hebben een soort onopgesmukte oprechtheid die niet stroken met het gegeven te willen foppen, om de tuin te leiden middels een ‘trucje’.
De foto’s hebben een soort frisse doch tijdloze uitstraling. Elk afzonderlijk beeld is autonoom. Maar als reeks gepresenteerd gaan de vormen nog meer een eigen leven leiden, en lijken zelfs te gaan zweven waarbij de omringende ruimte wegvalt. En dat terwijl die ruimte niet bepaald non-descript is: de houten vloerplanken bezaaid met verfspetters, het plafond allesbehalve strak met een vergeten haakje achtergebleven in één van de balken. Wat helder is wordt bijna hallucinant door de herhaling: steeds dezelfde setting van drie muurtjes, plafond en verf-bespatte vloer waar weer een andere vorm in is geplaatst. Door de foto’s achter elkaar te presenteren wordt duidelijk hoe Grommers de mogelijkheden eindeloos weet te benutten. Zonder dat het een sleets, saai trucje wordt. De beelden versterken elkaar.
Zestig perspectivische illusies die alleen door het oog van de camera gezien vanuit steeds weer hetzelfde standpunt iconische kunstwerken worden. Over een periode van dertien jaar gemaakt. In boekvorm samengebracht om pagina voor pagina te kunnen bestuderen en de tijd te nemen om deze illusie te bevatten.
(Fleur Poots, Galerie Bart)