Op de foto in oorlogstijd gaat over een deel van het oeuvre van fotografe Annemie Wolff (1906-1994): de teruggevonden honderd fotorolletjes uit 1943, met portretten van 440 mensen, één gipsmasker, één kat en drie hondjes. Bij de foto’s hoort een kasboek geordend per maand, met de namen en adressen van Annemies klanten en wat zij betaalden. Tamara Becker en An Huitzing identificeerden meer dan driehonderd personen die op de foto’s staan en vertellen hun verhalen vanaf het moment dat op 14 januari 1943 Annemies eerste klantje zich aandiende, de half-Joodse peuter Robert Ferro. Annemie zag een doorsnee van haar buurtgenoten voor haar camera langskomen, Joods en niet-Joods, jong en oud, vrolijk en bedroefd, Amsterdammers en vluchtelingen.
Waarom kwamen mensen midden in de oorlog bij Annemie Wolff thuis op de Noorder Amstellaan (Churchill-laan) in Amsterdam-Zuid om op de foto te gaan? Velen wilden een pasfoto voor een vals persoonsbewijs. Anderen hadden foto’s nodig om te bewijzen dat ze eigenlijk ‘Arisch’ waren. De meeste foto’s zijn echter gemaakt voor de herinnering, om aan geliefden te geven of zelf te bewaren. Er zijn veel babyfoto’s: ondanks alles ging het leven tijdens de bezetting gewoon door. De tegenstelling tussen de vreedzame foto’s en de huiveringwekkende omstandigheden is de rode draad van het boek tot aan de laatste klant op 24 september 1943, de bodybuilder tevens Duits soldaat Karl Barta.